Anna Maria van Schurman: veeltalig, geleerd, kunstzinnig en vroom

Dit artikel is een bijdrage van Pieta van Beek, wetenschappelijk onderzoekster aan de Universiteit Utrecht en Research Fellow aan de Universiteit van Stellenbosch

In de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek ligt een bruin polyglot (meertalig) blad van Anna Maria van Schurman. Het zit vol gaten. In het exemplaar van haar Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica uit 1650, dat zich in Parijs bevindt, is een afschrift van dit blad te vinden met precies dezelfde teksten in het Hebreeuws, Grieks en Latijn.

Psalm 16: 1-3  (Hebreeuws): […] Bewaar mij, o God! Want ik betrouw op U.  O mijn ziel, Gij hebt tot den HEERE gezegd Gij zijt de HEERE, mijn goedheid raakt niet tot U, maar tot de heiligen die op de aarde zijn en de heerlijken in dewelke al mijn lust is.

Johannes 3: 16 (Grieks): Want alzo lief heeft God de wereld gehad dat hij zijn eniggeboren zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.

Anselmus,  De sacris (de Similitudinis) 1 (Latijn):  O Liefde hoe groot is jouw band, omdat je niet alleen de engelen aan God, maar ook God en mens wonderlijk hebt verbonden! Je hebt God naar de aarde getrokken, aan de schandpaal vastgebonden, aan het kruis genageld, in het graf opgesloten en naar de hel gesleept! Wie, zeg ik, heeft deze dingen gedaan, behalve de liefde  en de dorst naar ons heil! O zwaarder dan lood zijn de mensen die de boei van zoveel liefde niet naar God zelf trekt, die band die God eerst naar de mensen beneden trok! (uitroeptekens niet in het origineel)

Dit blad laat zien dat Anna Maria van Schurman een geleerde, kunstzinnige, polyglotte èn vrome vrouw was. Ze beïnvloedde mijn leven diep en zette mij op het spoor om de geschiedenis (‘his story’) aan te vullen met haar verhaal.

Anna Maria van Schurman (1607-1678)

Anna Maria van Schurman werd in het katholieke Keulen in 1607 geboren. Ze woonde er samen met haar broers, totdat de brandstapels begonnen te roken en ze in 1610 naar het familiekasteel in Dreiborn vluchtten. Veel van de vroegere glorie van het familiekasteel is vergaan, maar nog altijd kan men het ijzeren vaantje met het Von Harf-wapen vanaf de weg net buiten Dreiborn zien draaien in de wind. Het kasteel bood enkele jaren een veilig toevluchtsoord. Van Schurman ging er niet naar school, maar kreeg net als haar broers thuisonderwijs. Op haar derde kon ze al lezen en een deel van de Heidelbergse Catechismus opzeggen. Toen  ze een keer  met een dienstmeisje kruiden aan het plukken was, en ze overhoord werd, sloegen de woorden naar binnen, voorgoed:

Want onder andere schiet my in, dat als ik nauwlijks een meisje van vier jaaren was, bij gelegentheid van dat ik met mijn dienstmaagt, die zulks bevolen was, eenige kruiden verzamelde, en op den oever van een beekje zat, en als ik door haar anmanen de antwoort op de eerste vrage van den Heidelbergsen Catechismus  uit het hooft opzeide, op de woorden, dat ik niet mijns maar mijnes getrouwen Zaligmaakers Jesu Christi eigen ben,  dat mijn herte met zulk een groote en aangename vreugt en een innig gevoelen van de liefde Christi is overgooten geworden, dat alle volgende jaaren de levende geheugenis van dien tijdblik noit hebben konnen uitwisschen. (Van Schurman 1684:20)

Haar leven werd gestempeld door pietas, een van oorsprong klassiek begrip dat behalve plichtsgevoel, liefde voor God en de naaste, toewijding, eerbied, vaderlandsliefde ook vroomheid omvatte. Pietas wordt in de christelijke traditie gebruikt om de dagelijkse innige levenswijze van christenen aan te duiden en wordt vaak vertaald door ‘vroomheid’. Maar de klassieke betekenis blijft in de vroomheidszin van Anna Maria van Schurman doorklinken.

Kasteel Dreiborn

Vanaf ca. 1615 woonde Anna Maria van Schurman in Utrecht, en daar zou ze tot 1669 wonen, met enkele ‘uitstapjes’ naar Den Haag en omgeving, Franeker, Keulen en Lexmond. Vanaf oktober 1669 tot aan haar dood in 1678  woonde ze als labadiste  in Amsterdam, Herford, Altona en Wieuwerd. Daar overleed ze in mei 1678 op Walthastate.

Een boek dat ook diepe indruk op haar maakte was het Martelarenboek, dat ze rond haar elfde jaar las. Ze wilde sindsdien niets liever dan als martelaar sterven. Die wens ging niet helemaal in vervulling, maar wel beloofde ze haar vader op zijn sterfbed in 1623 dat ze nooit zou trouwen. Ze koos daarbij een levensspreuk uit het werk van martelaar Ignatius van Antiochië, Ὁ ἐμός ἔρως ἐσταύρωται, mijn liefde is gekruisigd. Vaak zette ze dat symbolon dat zowel op de gekruisigde Jezus als op haar gekruisigde levensliefde slaat, naast haar handtekening. Dat zien we ook in haar manuscript ‘Over God’ dat met haar naam en levensspreuk begint. Naar het credo van Lucretius (‘zoals bijen van alles proeven in bloemrijke weiden, zo plukken wij elke gouden uitspraak’) had ze het net wijd uitgegooid en uitspraken over God verzameld van Griekse en Romeinse wijsgeren, van een inscriptieschrijver in een Egyptische tempel, Nieuwtestamentische schrijvers, kerkvaders en geschiedschrijvers. Nu was niet alleen het celibaat deel van dat martelaarschap (ze gaf haar sexualiteit, huwelijk en toekomstig moederschap op), ook de schuine grappen over haar maagdelijkheid die ze haar leven lang moest verduren van vrome mannen als Caspar Barlaeus, Jacobus Crucius en Constantijn Huygens vielen daar onder. Zelfs de ongekende laster die ze over zich heen kreeg na haar overgang naar de labadistische huiskerk droeg ze als ‘smaadheid om Christus wil’. De aansluiting bij de labadisten, die de eerste christengemeente uit Handelingen 2 navolgden, bracht haar trouwens tot de ‘pieuse (vrome) werken’ als de verkoop van haar huis, bibliotheek (gedeeltelijk), geld en landerijen.

Anna Maria van Schurman wijdde zich van jongs af aan de kunsten. Zo leerde ze al vroeg borduren, knippen en tekenen, later ging ze kalligraferen, houtsnijden, graveren in koper en op glas, schilderen en in was boetseren. Haar werk werd gespaard en bewaard. Zie bijvoorbeeld het zelfportret dat het Rijksmuseum onlangs verwierf uit de privéverzameling van de familie Van der Kellen en dat we onder de microscoop mochten bewonderen:

Maar ze wijdde zich vooral aan de weetlust. Haar vader gaf Latijn aan beide zonen, maar dochter Anna Maria van Schurman moest genoegen nemen met Frans. Latijn was de poort naar de wetenschap en naar de topbanen in de maatschappij. Meisjes en vrouwen hadden dat niet nodig, omdat het huishouden en gezin hun eerste en belangrijkste plicht waren. Bovendien zouden zij door die soms losbandige klassieke verhalen op verkeerde gedachten gebracht worden. Voor (jonge)mannen gold dat niet.  Maar haar vader ging overstag toen hij haar hoorde antwoorden op een moeilijke vraag in het Latijn die hij aan zijn zonen stelde. Hij gaf haar meteen de ‘heidense’ Seneca, maar met de Heilige Schrift in het Latijn als tegengif. Ze leerde toen zo goed Latijn (en later ook Grieks), dat vele Nederlandse geleerden lofgedichten op haar schreven, zoals bijvoorbeeld Jacobus Revius die haar vergeleek met een heldere en gladde diamant. Net als die diamant alle edelstenen overtreft, zo verheft haar intellect en geest zich boven anderen.

Haar grote doorbraak kwam toen Gijsbertus Voetius hoogleraar in Utrecht werd. Bij het geboortefeest van de Utrechtse Universiteit in 1636 mocht zij als enige vrouw een Latijns lofdicht schrijven. Daarin klaagt ze over de uitsluiting van vrouwen en pleit ze voor toelating. Die kreeg ze. In een aparte loge mocht ze voortaan colleges volgen. Ze studeerde letteren, deed een deel van de geneeskundevakken, maar vooral theologie. In 1641 publiceerde ze een Dissertatio de ingenii muliebries ad doctrinam et meliores Litteras aptitudine,  een studie over de capaciteit en het recht van (sommige) vrouwen op studie, deed met haar De Vita Termino (1639) mee met de contemporaine discussie over het levenseinde en schreef over de genezing van de blindgeborene, de doop van de doden en een verklaring van de brief aan de Romeinen. Voor de studie van de theologie vond men het toen erg belangrijk om buiten de eigen traditie ook interconfessionele heilige boeken te bestuderen zoals de rabbijnse geschriften en de Koran. Van Schurman maakte door een soort devote destructie kunstwerkjes op oude ‘katholieke’ bladzijden van gebedenboeken, met daarop ‘het gebed des Heeren’ in het Grieks (rechts) en de soera 1 uit de Koran in het Arabisch (links). Beide kalligrafeerde ze in goud. Haar Koran kwam later in handen van hoogleraar Hinckelmann, die er op grond van ook andere exemplaren in 1699 een wetenschappelijke editie van maakte.

Haar Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, prosaica et metrica, verscheen in 1648 bij Elzeviers in Leiden en beleefde een aantal herdrukken, niet in het minst omdat het deel was van de geleerde Europese Republiek der Letteren, maar ook omdat het op de Index Librorum Prohibitorum de lijst van verboden boeken van de Rooms-Katholieke kerk was gezet. Ook had ze een eigen netwerkje van geleerde Europese vrouwen zoals met Dorothy Moore, Anne de Rohan, Birgitte Thott, Bathsua Makin, Christina van Zweden, Marie du Moulin en Elisabeth van der Palts. Veel van haar werk werd vertaald. Men was het er over eens: si vir esset, als ze een man was geweest, was ze professor geworden. Haar roem verspreidde zich over heel Europa en laat zich ook afmeten aan de vele inscripties in alba amicorum en aan de vele boeken, gedichten, portretten en lofgeschriften (Elogia) die haar als onderwerp hadden. Niet alleen Utrechtse professoren als Voetius en Aemilius, maar ook de bisschop van de Grieks-Orthodoxe kerk in Efeze prezen haar. En wat te denken van Rotger zum Bergen die in Koningsbergen (nu Kalingrad) vier Latijnse geschriften ter ere van haar publiceerde? Duizenden brieven en bezoekers heeft ze in haar huis Achter de Dom ontvangen waaronder ook leden van het huis van Oranje (Frederik Hendrik, Amalia van Solms), koninginnen, prinsessen en hertoginnen. Maar ze ontving thuis ook vrienden en vriendinnen als Margaretha Borre van Amerongen, Sara Nevius en predikanten en gemeenteleden van de kerk van Utrecht en daarbuiten.

Na de dood van haar moeder in 1637 had ze er meer verantwoordelijkheid bij gekregen, onder andere de zorg voor de tantes Agnes en Sibylle von Harf. Ze ging zelfs met hen en met haar broer Johan Godschalck voor anderhalf jaar terug naar haar geboortestad Keulen om via een rechtszaak een onterecht ontvreemd huis terug te krijgen. Toen ze heimwee had naar Utrecht, dichtte ze een fraai gedicht over de verschillen tussen Utrecht en Keulen, waarbij ze tweestedenleer van Augustinus toepast: Utrecht is Jeruzalem, Keulen Babylon.

O Utreght, lieve Stadt, hoe soud ick U vergeeten,
Almosten ver van u mijn daghen zijn versleten
Tien maal op eenen dagh verhef ick uwen stadt
Die soo mijn oordeel leyt het al te boven gaet.

Het was plotseling niet meer vanzelfsprekend om naar een kerk van eigen richting te kunnen, ze moest in het katholieke Keulen waar het wemelde van de kerken en kapellen, naar een schuilkerk gaan of de Rijn oversteken:

Al sijn der kercken veel sij sijn ons alle tegen
Wij moeten over rijn, door wint doer sneu door regen

Bij thuiskomst begon ze zich steeds meer terug te trekken en kritiek te leveren op de Nederlandse Gereformeerde Kerk, al ontving ze nog veel bezoekers en schreef ze vrome en wereldse gedichten. Maar door de kennismaking met de bevlogen ex-Jezuïet Jean de Labadie uit Geneve, die in Middelburg beroepen werd, werd ze radicaler. Ze vroeg zich over de kerk af wie een hele kudde varkens een kudde schapen zou noemen, al zag men er slechts ‘eenige weinige Schaapjes onder lopen’. Het was een grote schok voor de vrome en geleerde wereld, vooral voor haar vroegere leermeester en raadsman professor Gisbertus Voetius, toen ze in 1669 naar Amsterdam verhuisde en op de Lauriergracht ging wonen bij Jean de Labadie en zijn volgelingen, de ‘particuliere gereformeerde ofte sig reformerende kleine rechtsinnige huijskerke’. Zij die zoveel lofgeschriften ontvangen had kreeg nu vituperationes, gal- en lastergeschriften over zich heen. Als vurig lid en leidster van dit ‘nomadisch’gezelschap dat al spoedig moest uitwijken naar Duitsland (Herford),  Denemarken (Altona) en Friesland (Wieuwerd) verdedigde ze haar keuze in de geleerde autobiografie Eukleria seu meliores partis electio (‘keuze van het beste deel’). Veel van haar vroegere werk bestempelde ze als ijdel. In mei 1678 werd ze in Wieuwerd begraven. Alleen DNA-onderzoek kan aan het licht brengen of zij één van de mummies is in de grafkelder van de St. Nicolaaskerk van Wieuwerd.

Polyglotte bladen

Van Schurman was veeltalig. Van de minstens veertien talen die ze kende (Nederlands, Duits, Frans, Engels, Italiaans, Latijn, Grieks) was de helft oud-oosters of semitisch (Hebreeuws, Aramees, Arabisch, Syrisch, Samaritaans, Ethiopisch en Perzisch (nu niet meer gerangschikt onder de semitische talen). Als er geen kenners dichtbij waren, dan schafte ze zelf studieboeken aan, bestudeerde die als autodidact. Ze schreef zelfs een grammatica voor het Ethiopisch. Ze wilde die talenkennis gebruiken voor een beter inzicht in de bijbel(talen) en in vroege bijbelvertalingen.  In haar dagen hechtte men een heilig belang aan het Hebreeuws, omdat – zo dacht men – God Hebreeuws sprak. Vandaar dat  haar vele polyglotte bladen en veel albuminscripties het Hebreeuws boven aan hebben staan.  Ze kalligrafeerde vrome teksten uit verschillende tradities kunstzinnig op papier en gaf die  als geschenk weg. Het zijn werkelijk unieke kunstwerken. De polyglotte bladzijden waren bedoeld voor geleerden op haar niveau en zijn een uiting van haar kunstzinnigheid, polyglotte geleerdheid en vroomheid.

Polyglot blad in het album van N. Chevalier. Achtereenvolgens Hebreeuws, Aramees, Samaritaans, Syrisch, Rabbijns-Hebreeuws, Arabisch, Grieks en Latijn

Inspiratiebron

Anna Maria van Schurman had veel invloed op vrouwelijke tijdgenoten  en op vrouwen na haar die soms ‘tweede Van Schurmans’ genoemd werden zoals Sophia Elisabet Brenner, Hyleke Gockinga, Anna Elisabeth Buma en Jacoba Busken Huet. Mijn leven stempelde ze diep. Ik kon namelijk met de historische roman Het grote geheim van Anna Maria van Schuurman van Dieuwke Winsemius in de hand mijn ouders in 1978 (300 jaar na Van Schurmans dood!) overtuigen dat een meisje wel studeren mocht. Ik ben sindsdien niet meer gestopt, niet om een tweede Van Schurman te worden, maar omdat je volgens Paul Kristeller zelf polyglot moet worden wil je een polyglotte vrouw bestuderen (Kristeller, Beyond their sex). Door mijn opvoeding ken ik net als Van Schurman de calvinistische religie en de bijbel waarop het leven gebouwd werd van binnenuit. Maar wat een verschillende context. Bij haar was het lange tijd geleerdheid, kunstzinnigheid en vroomheid samen, in mijn Rotterdam-Kralingse Biblebelt-jeugd ging het vooral om bevindelijke vroomheid, en waren geleerdheid en kunst verdacht. De uitsluiting van vrouwen zette haar en mij (en zoveel anderen) aan om ons in te zetten voor vrouwenemancipatie. Ik was in 1995 de eerste vrouwelijke lector bij het Departement Grieks bij de Universiteit van Stellenbosch, houd me sinds 1987 vooral bezig met het ontsluiten en interpreteren van Van Schurmans veelzijdige werk door lezingen, studies en publicaties over haar en andere vrouwen met haar DNA, gaf en geef les aan jonge meisjes en (analfabete) vrouwen, maar protesteerde in 2001 ook doodeng en moederziel alleen tegen de uitbuiting van tijdelijk personeel (vooral vrouw en niet-blank), schreef een boek en artikelen over Ida Gerhardt (Brieven van Overzee: Ida Gerhardt nabij), vulde de mannengalerij in het Haltnahuis in Houten met vrouwen aan, zette een schoolproject op om de weerbaarheid van meisjes te vergroten, heb nu al jarenlang de rubriek over vrouwen en spiritualiteit in de Handreiking van de Utrechtse Domkerk, deed aangifte in #Metoo, schreef samen met Annemarié van Niekerk het handboek My Mother’s Mother’s Mother. South African Women’s Writing from 17th-Century Dutch to Contemporary  Afrikaans (2019), en met Janneke Slagman-De Jong en Ans Veltman-van den Bos een hoofdstuk over gepromoveerde vrouwen in het honderdjaar oude academische Gezelschap van christelijke historici (2020). Vraag niet hoeveel strijd, werk en moeite dit gekost heeft, niet alleen in Zuid-Afrika maar ook in Nederland. Het was vrijwel altijd pro Deo. Maar we zijn er nog lang niet. Kijk bijvoorbeeld naar de geschiedenissen van religie of kerken waarin vrouwen nog grotendeels ontbreken (Eynatten en Van Lieburg) of naar de geschiedenis van steden of dorpen. Doe daarom mee en ga zelf op onderzoek uit. Van Schurman verwoordde het zo:

Komt burgers van dees’ Stadt
Breng handen tot het werk
Breng onvermoeyde beenen… 
en  kostelyke steenen…

Pieta van Beek
p.vanbeek@uu.nl 
pvb@sun.ac.za

Om verder te lezen:

Website

Op de website www.annamariavanschurman.org is een afdeling met boeken en manuscripten van Anna Maria van Schurman zelf, een afdeling met mijn publicaties en lezingen, en een afdeling van andere schrijvers over Van Schurman door de eeuwen heen.  Binnenkort hoop ik meer te digitaliseren. Ook zal er een kritische doorlichting van hedendaagse publicaties en filmpjes over Van Schurman komen, omdat veel fouten steeds maar klakkeloos herhaald worden (b.v. Van Schurman was insectendeskundige; Van Schurman had direct contact met Katherine Jones Lady  Ranelagh; Van Schurman werd pas mystiek als labadiste; Van Schurman kreeg pas aanzien als godgeleerde toen ze labadiste werd, etc.) Maar er is ook veel moois, bijvoorbeeld Michael Spang, in zijn tweetalige editie van de Dissertatio, of de Franse roman La demoiselle  savante van Birgitte Hermann, etc.

Bronnen van de afbeeldingen:

Foto 1: Polyglot blad (UB, Universiteit van Amsterdam, fotograaf onbekend).
Foto 2: Kasteel Dreiborn, Duitsland (foto Pieta van Beek).
Foto 3 en 4: zelfportret van Anna Maria van Schurman, toen Van der Kellenverzameling, nu Rijksmuseum, en Van Schurman onder de microscoop (beide foto’s Pieta van Beek).
Foto 5 en 6: Museum Martena, Het gebed des Heeren en Sura 1 (fotograaf onbekend).
Foto Polyglot blad: (Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, fotograaf onbekend).
Foto auteur: Paul Terpstra (Hommema) Franeker.

Bronnen gebruikt voor deze blog:

‘Verbastert christendom’: Nederlandse gedichten van Anna Maria van Schurman (1607-1678). Houten: Den Hertog, 1992.

Klein werk: de Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, prosaica et metrica van Anna Maria van Schurman (1607-1678). Phd. Doctoral Thesis. University of Stellenbosch. Two volumes. Stellenbosch, Stellenbosch Universiteit Uitgewers, 1997. Klik hier.

‘Alpha Virginum’: Anna Maria van Schurman’ in: Women Writing Latin from Roman Antiquity to Early Modern Europe. L.J. Churchill et al. (eds). Volume 3. New York-London; Routledge, 2002: 271-293.

‘Ardens martyrium desiderium’: on the martyrdom of Anna Maria van Schurman (1607-1678) in: The Low Countries as  a Crossroad of  Religious Beliefs. Intersections. Leiden: Brill, 2004: 247-265.

De eerste studente: Anna Maria van Schurman (1636). Utrecht: Matrijs, 2004, 2007. In het Engels vertaald als The First Female University Student en gedigitaliseerd. 2010. Klik hier.

Anna Maria van Schurman (1607- 1678) en haar kennis van oud-oosterse talen. MA thesis cum laude.  Stellenbosch, University of Stellenbosch, 2004.

‘Poeta laureata’: Anna Maria van Schurman, de eerste studente in 1636. The Utrecht Lecture 2003, Stellenbosch.  Utrecht: University of Utrecht, 2004. Klik hier.

 ‘Anna Maria van Schurman’ in: Encyclopaedia Aethiopica. Volume 4 O-X. Ed. Siegbert Uhlig in cooperation with Alessandro Bassi. Wiesbaden: Harrassowitz Verlag, 2010: 578-579.

 ‘Over God‘: een onbekend florilegium van Anna Maria van Schurman met uitspraken over God (ca. 1625).  Schurmanniana reeks nr. 1.  Ridderkerk: Provily Pers, 2013.

 ‘Anna Maria van Schurman’ in: The Oxford Guide to the Historical Reception of Augustine. Ed. Willemien Otten and Karla Pollmann. Oxford: Oxford University Press, 2013:1704-1706.

‘Anna Maria van Schurman  (1607-1678), de Europese Pallas van wijsheid’ in: Groniek 2014: 35-47.

‘Het is dezelfde geest waardoor ik leef en ademhaal’:  de spiritualiteit van Anna Maria van Schurman’ in: Ora et Labora. Twaalf opstellen over christelijke spiritualiteit in de praktijk. Ed. Jaap van Amersfoordt, Pieta van Beek en Gerrit Schutte. Hilversum: Verloren, 2014: 45-62.

Herrezen uit de as’. Verbrande lofgeschriften van Rotger zum Bergen voor Anna Maria van Schurman (1649-1655). Ridderkerk: Provily Pers, 2015.

‘‘Eene jonkvrouw van wonderlicke geleertheid’ Anna Maria van Schurman in het Panpoeticon Batavum’. Klik hier.

Ex Libris’ De bibliotheek van Anna Maria van Schurman en de catalogi van de Labadistenbibliotheek.  Met medewerking van Joris Bürmann. Ridderkerk: Provily Pers, 2016. 

Het wereldwonder van Utrechts Academie’ – Naam en faam van Anna Maria van Schurman (1636-2016). Ridderkerk: Provily Pers, 2016. Boekrol. Klik hier.

‘Vrouwen toen en nu: Anna Elisabeth Buma (1750-1825), een Friese Anna Maria van Schurman’ in: Handreiking 49 (1) September 2018: 28-29. Klik hier.

 ‘Ὣς ῥόδον ἐν ἀκάνθαις- ‘As a rose among the thorns’ Anna Maria van Schurman and her correspondences in Greek’ in: Hellenostephanos. Humanist Greek in Early Modern Europe. Learned Communities between Antiquity and Contemporary Culture. Acta Societatis Morgensternianae VI-VII. Ed. Janika Päll and Ivo Volt. Tartu: University of Tartu Press, 2018:414-437. Klik hier.

 ‘Het gebed des Heeren en de Sura al Fatiha. Destructieve devotie van Anna Maria van Schurman’ in:  Handreiking  48 (5). juni 2018. Anna Maria van Schurmannummer. 2018: 18-19.   

‘Vrouwen toen en nu: Hyleke Gockinga (1723-1793), een tweede Anna Maria van Schurman’ in: Handreiking (48-5) juni 2018. Anna Maria van Schurmannummer. 2018: 24-25. Klik hier.

‘Vrouwen toen en nu: Jacoba Busken Huet (1759-1841), een Zeeuwse Anna Maria van Schurman’ in: Handreiking (49-4). 2019: 24-25. 

‘Vrouwen toen en nu: Sophia Gray (1814-1871) en andere architectes van kerken en kastelen’ in: Handreiking (50-1) 2020:28-29. Klik hier.

‘Οὐλτραϊεκτείνων μέγα κῦδος πότνια κούρη, the great glory and mighty maiden of Utrecht’: Greek eulogies in honour of Anna Maria van Schurman (1607–1678)’ in:  Meilicha Dôra. Poems and prose in Greek from Renaissance and early modern Europe. (Commentationes Humanarum Litterarum vol. 138). Eds. Mika Kajava, Tua Korhonen and Jaimie Vesterinen. Helsinki: Societas Scientiarum Fennica, 2020: 269-296. Klik hier.

‘Onderzoekt alle dingen’: mijn jeugd in de Rotterdam-Kralingse Biblebelt en Anna Maria van Schurman ‘ in: Bij ons in de Biblebelt. Nalezing op de tentoonstelling in Museum Catharijneconvent. Redactie Tanja Kootte en Fred van Lieburg. Amsterdam, Dutch Bible Network, 2020: 144-157. Klik hier.

‘Vrouwen toen en nu: Anna Maria van Schurman,  een tekstbord uit Rhenen en haar polyglotte kunstwerken’ in: Handreiking (50-5) 2021: 26-27. Klik hier.

Het wereldwonder van Utrecht- Naam en faam van Anna Maria van Schurman (1636-2021). Ridderkerk: Provily Pers, forthcoming.