Hebe Kohlbrugge – een leven lang in verzet

Dit artikel is een bijdrage van gastauteur Annemieke Lobbezoo.

Sommige gebeurtenissen blijven je een leven lang bij. Zo zal ik het trompetgeschal nooit vergeten dat bijna 30 jaar geleden van alle kanten opklonk in de prachtige hoog-geraamde middeleeuwse aula van de Karelsuniversiteit in Praag. Een lange rij bonte en zwarte toga’s van hoogleraren van alle Tsjechische universiteiten treedt in voorjaarslicht de aula binnen, met in hun midden Hebe Kohlbrugge. Zij was uitgenodigd om op die dinsdagochtend, 14 mei 1991, een eredoctoraat van de protestants-theologische faculteit in ontvangst te nemen.

We zijn met een grote groep uit Nederland naar Praag gekomen en wachten met spanning op wat komen gaat. Het Tsjechische volkslied klinkt, meteen gevolgd door het Wilhelmus, dat enkele Nederlanders – tegen de regels in – uit volle borst meezingen. Bij de promotieplechtigheid zelf ontvangt Hebe Kohlbrugge uit handen van haar promotor, dr. Pokorny, de bul en krijgt ze de ereketen omgehangen. Vervolgens mag ze haar dankrede uit te spreken en zoals ze zelf in haar autobiografie ‘Twee maal twee is vijf’ (2002) schrijft: ‘Al die feestelijkheid droeg me als het ware op handen en ik hield mijn rede dan ook met vreugde.’

De hele stoet hoogwaardigheidsbekleders verlaat na het slotwoord de aula met Hebe Kohlbrugge trots voorop. Een fantastisch gezicht.

Foto: EO Visie, 2016

vertrouwen achter het ijzeren gordijn

Dat ik getuige mocht zijn van deze plechtigheid in de oudste universiteit van Europa heeft een lange voorgeschiedenis.

Als student aan de Universiteit van Amsterdam kwam ik in aanraking met een groepje mensen dat vanaf het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw contacten onderhield met de protestantse kerk in toenmalig Tsjechoslowakije. Ik studeerde geschiedenis en was zeer geïnteresseerd in wat zich toen in het Oostblok afspeelde. Ik aarzelde dan ook niet toen ik in oktober 1986 gevraagd werd om mee te gaan naar Praag. Ik was al eerder achter de ‘het IJzeren Gordijn’ geweest en had me ingesteld op moeizaam verlopende contacten met veel eten en drinken en weinig echte uitwisseling van gedachten en gevoelens. Tot mijn grote verbazing en later ook diepe dankbaarheid bleek ik echter meteen een geaccepteerde en te vertrouwen gesprekspartner. Dat was in eerste instantie niet mijn eigen verdienste. Ik kwam als mede-vertegenwoordiger van een protestantse gemeente in Nederland en dat was genoeg.

Vijanden zijn vrienden

Vanaf dat moment ging ik – tot begin jaren negentig – zeker twee keer per jaar naar Praag en andere gemeenten in Tsjechoslowakije om met onze komst te tonen dat ‘onze vijanden in de Koude Oorlog’ onze vrienden waren. De zomer van 1989 was de laatste zomer die ik meemaakte onder het communistisch regime. Het was die zomer drukkend heet, de stad leek wel in oorlog. Overval gewapende politie. Het geluid van rondcirkelende helikopters boven Praag zal ik altijd blijven associëren met die hete zomer.

En toen was daar de val van de muur. In 1990 zijn we voor het eerst met een grote groep naar Praag gereisd. Wat een feest. We dansten op straat en dronken champagne op de Moldau. Eindelijk was het ooit zo grauwe en grijze Praag van het volk. Wat een schitterende stad! We konden vrij rondlopen, hoefden niet meer stiekem af te spreken in verborgen bierlokalen of wijnkelders. We hadden geen dagelijkse meldingsplicht meer bij de plaatselijke politie. De fluwelen revolutie die de toneelschrijver en voormalig dissident Václav Havel aan de macht bracht was een wonder en gaf weer kleur aan de stad en het leven. 

Bruggenbouwer tussen oost en west

Dit historische moment moet voor de theologe en verzetsstrijdster Hebe Kohlbrugge (1914-2016) een hoogtepunt in haar leven geweest zijn.

Hebe Kohlbrugge, vooral bekend als verzetsvrouw tegen de Duitse bezetter, overleefde het vrouwenkamp Ravensbrück en reisde na de oorlog onvermoeibaar door Oost-Europa om de christenen daar een hart onder de riem te steken. Aan deze vrouw, wiens naam al door mijn hoofd resoneerde sinds mijn eerste reis naar Praag, heb ik het te danken dat mijn leven verrijkt is met onvergetelijke ontmoetingen met ‘de ander’. De predikant die samen met enkele vrienden dit kerkelijk contact begin jaren tachtig had gelegd, kende haar persoonlijk en heeft zich door haar laten inspireren om dit avontuur – op het hoogtepunt van de Koude Oorlog – aan te gaan.

Beeld: NRC

Wie was Hebe Kohlbrugge?

Hebe Kohlbrugge werd op 8 april 1914 geboren in Utrecht, als jongste van vijf meisjes in een hervormd onderwijzersgezin. Haar ouders waren van Duitse komaf. Na de HBS en een éénjarige cursus verpleging ging Hebe in 1935 als au pair naar Engeland. Ze kwam terecht in het gezin van John Churchill (een neef van Winston Churchill, die toen nog in de oppositie zat). John volgde de ontwikkelingen in Nazi Duitsland op de voet en met groot enthousiasme. Hebe besloot dat ze zelf polshoogte wilde nemen in Duitsland en vertrok in 1936 naar Berlijn-Dahlem om daar een Seminar für kirchliche Frauendienst te volgen.

In een interview met Marijke Laurense van het dagblad Trouw (2014), zegt ze hierover: ‘Ik was nog jong, 22, argeloos, helemaal niet politiek. Maar wat mij gloeiend ergerde, was hoe Hitler op zijn verjaardag Berlijn binnenreed. Er waren bijna geen mensen op straat en hij was woedend, omdat Berlijn hem niet juichend ontving. Ik heb nog nooit van mijn leven iemand zo woedend zien kijken. Toen begreep ik dat die paar kereltjes die er wel waren, daar stonden omdat ze móésten; toen viel voor mij het kaartenhuis in elkaar. De diepere, politieke kant van wat er fout is aan een totalitair regime begon me pas later te dagen, tijdens de bijbelavonden van dominee Niemöller van de ‘Bekennende Kirche’. Ik heb toen mijn hulp aangeboden en ben als assistent bij dominee Harder in Fehrbellin gaan werken.’

De Bekennende Kirche

De Bekennende Kirche, de Belijdende Kerk, was een verzetsbeweging van de Duitse Evangelische Kerk tegen de pogingen van de Nazi’s tot Gleichschaltung van de protestantse kerk met de nationaalsocialistische ideologie. De Bekennende Kirche was opgericht in april 1934 en wilde de enige rechtmatige Evangelische Kerk van Duitsland zijn, maar veel predikanten bleven trouw aan de officiële kerk. Van een algehele oppositie tegen de Nazi’s was geen sprake.

In Fehrbellin was Hebe onder meer verantwoordelijk voor de uitgifte van doopbewijzen waarmee gemeenteleden konden aantonen dat ze Ariër waren en zo dus in aanmerking kwamen voor een overheidsbetrekking. Pas later beseft ze dat ze met die uitgifte de Duitse staat hielp bij de jodenvervolging. Dat besef sterkte haar in haar verzet tegen de Nazi’s.

Hebe leidde in Fehrbellin ook een jeugdgroep. Deze was populairder dan de Hitlerjugend en in 1938 werd ze ontboden op het gemeentehuis. Toen ze daar weigerde de Hitlergroet te brengen was haar lot beslecht. Ze dreigde in een concentratiekamp voor politieke gevangen te verdwijnen. Dankzij de Nederlandse gezant in Berlijn, die haar voorspraak was bij de SS’er Heinrich Himmler (een van de machtigste mannen van het Reich), werd ze ‘slechts’ voor eeuwig verbannen uit Duitsland.

Ze ging naar Bazel om een cursus theologie te volgen bij de beroemde Zwitserse theoloog Karl Barth. Hij wilde de bijbel weer lezen als bron van verzet tegen alle machten die ons leven willen beheersen. Ook was hij een prominent lid van de Bekennende Kirche. Door de oorlog moest ze helaas haar studie voortijdig afbreken en keerde ze terug naar Nederland.

Nederlands verzet

Ze ging werken bij de hervormde kerk in Amsterdam, waar ze in het najaar van 1940 betrokken raakt bij het verzet. Haar eerste actie was de verspreiding van een brochure van theoloog Jan Koopmans met een omroep om niet mee te werken aan de Ariërverklaring. Duizenden pamfletten werden door Hebe en vele anderen door het hele land verspreid. De bezetter heeft nooit kunnen achterhalen wie erachter zat. Via dit initiatief kwam Hebe Kohlbrugge in contact met andere verzetslieden en toen het verzet in 1942 via ‘de Zwitserse weg’ informatie wilde doorgeven aan de regering in ballingschap viel de keuze op haar: een vrouw viel tenslotte minder op.

Later ging ze werken voor de Ordedienst, een onderdeel van de Binnenlandse Strijdkrachten (het georganiseerde verzet tegen de Duitse bezetter) en bracht militaire installaties en posities in kaart. In 1944 werd ze naar Londen gestuurd om de regering te informeren over de stand van zaken in bezet gebied. Ver kwam ze niet. Ze werd gearresteerd met een vervalst persoonsbewijs, vastgezet in strafgevangenis het Oranjehotel in Scheveningen en vandaar overgebracht naar Kamp Vught. In de Scheveningse gevangenis had ze de bezetter wijsgemaakt dat ze een ‘Reichsdeutsche’ was, waardoor ze uiteindelijk maar tien maanden Ravensbrück kreeg. Wel werd ze weer ‘für ewig’ verbannen, nu uit Nederland. Op 5 september 1944 werd ze op transport gesteld.

‘In de trein naar Ravensbrück dacht ik: als ik dood ga, ga ik dood. Dus moet ik bedenken wat ik kan doen om in leven te blijven, om niet ‘untergebuttert’ te worden. Het enige wat je kunt doen, is je geest levendig houden, niet nadenken over honger en dorst. Vandaar dat ik in het kamp Oost-Europeanen opzocht, om over een andere wereld te horen.’ (Uit: Interview Trouw).

Kamp Ravensbrück

God was er gewoon niet

In het kamp moest ze onder erbarmelijke omstandigheden zien te overleven. Ze sluit onder meer vriendschap met twee Tsjechische communistes.

Toen ze ernstig ziek werd moest ze verplaatst worden naar een barak voor tyfuspatiënten. Daar had ze geen eigen bed maar lagen de patiënten als haringen in tonnen. Als je al geen tyfus had dan kreeg je het wel. Haar Tsjechische vriendinnen wisten haar in een elitebarak te krijgen waardoor ze het kamp overleefde. Na tien maanden werd ze vrijgelaten en kwam ze als een wonder de Nederlandse grens over waar de bevrijding intussen nabij was. Hebe Kohlbrugge heeft altijd contact gehouden met de Tsjechische vrouwen die haar het leven gered hebben.

Hoewel ze christen was heeft ze in het kamp volgens eigen zeggen ‘nooit gebeden of gezongen’ of zich in wanhoop afgevraagd waar God was. ‘God was er gewoon niet. Ik heb geleefd. Meer niet.’ Een van haar eerste stappen in vrijheid was echter een bezoek aan de bekende Zeeuwse theoloog en hervormd predikant Miskotte. Met hem wilde ze over haar geloofsverwarring te praten. ‘En Miskotte zei: “Je denkt toch niet dat jij God moet vasthouden? God houdt jou vast.” En dat heeft me enorm geholpen.’

Een kleine volkswagen

Na de oorlog gaat ze naar Tsjechië in de hoop dat het visioen van haar vriendinnen – zelf was Hebe geen communist – op een mooiere wereld voor een deel was uitgekomen. Maar wat ze aantrof was een land waarin de mensen onderdrukt werden en in angst leefden. ‘Bijna nog erger dan onder de nationaalsocialisten. De mensen waren in nood. Ze hadden helemaal niets, zelfs geen contact met mensen uit het westen.’

Op dat moment besloot ze dat ze hier iets aan moest doen en nam ze de ‘opdracht tot bruggenbouwer’ van de Nederlandse Hervormde Kerk aan. ’Na de oorlog lag alles in puin en niemand wist meer wat hij moest. Wij als Hervormde Kerk in Nederland mochten de mensen daar niet in de modder laten stikken, we moesten iets doen. En omdat ik bekend was met de ‘Bekennende Kirche’, konden we aansluiting zoeken met het goede, andere Duitsland. Ik haalde groepen naar Nederland’(…), ‘we brachten jongeren met elkaar in gesprek. Dat stichtte geen vrede, maar openheid, lucht. Zodat Duitsers het gevoel kregen: we hebben schandelijk gehandeld, maar we zijn niet – lelijk woord – uitgekotst. Dat was wat je deed.’ (Uit: Interview Trouw)

Eenmaal ‘uitverkoren’ door de Hervormde Kerk was Hebe Kohlbrugge niet meer te stuiten. Van het een kwam het ander. Dag en nacht, zeven dagen per week was ze in touw. Haar hart lag in het Oostblok en ze wijdde hier al haar vrije tijd aan. Ze maakte reizen naar de DDR, Tsjechoslowakije, Hongarije, Kroatië, Polen en Roemenië. Ze bezocht predikanten die gehinderd werden in hun werk of vervolgd werden. Waar ze maar kon nam ze studenten theologie mee. Klein van stuk maar onvermoeibaar reed ze met haar autootje vele duizenden kilometers door heel Oost Europa. In die tijd waren dat enorme reizen, met nauwelijks snelwegen en urenlang oponthoud aan de grenzen, om maar niet te spreken van de risico’s die ze nam door bijbels en medicijnen de grenzen over te smokkelen.

Hebe neemt de Václav Bendaprijs in ontvangst. Foto: Gerhard van Roon (RD)

Een teken van verbondenheid

Ze geloofde in de kracht van de persoonlijke uitwisseling en wist met haar directe, persoonlijke aanpak naam te maken. Zo bouwde ze vanaf 1963 aan een indrukwekkend netwerk van theologiestudenten met als doel Oost-Europa kennis te laten maken met de naoorlogse theologie en Nederlandse studenten de onderdrukking onder het ‘reëel bestaande socialisme’ te laten ondervinden.

In 25 jaar tijd gingen meer dan tachtig Nederlandse theologiestudenten voor één, twee of meer jaren naar Oost-Europa. Iedere student kwam eerst bij Hebe thuis op bezoek voor een kennismakingsgesprek. Eenmaal goed bevonden kon de reis beginnen. Deze uitwisselingen tussen oost en west waren in sommige landen de enige contacten in hun soort en van onschatbare waarde. Ze hebben zeker bijgedragen aan de grote ommekeer van eind jaren tachtig.

Dat beetje onvrijheid

Haar kritische kijk op de communistische landen werd haar in kerkelijke kring lang niet altijd in dank afgenomen, zeker niet toen veel kerkleden én de Wereldraad van Kerken vanaf de jaren zestig sterk links gericht waren. ‘Maar (…) dat beetje onvrijheid, dat veel progressieve Nederlanders wel aanvaardbaar vonden als ze naar Oost-Europa keken, was in werkelijkheid een totalitair systeem dat mensen in de leugen liet leven’. (De Groene Amsterdammer, 3 mei 2016)

Volgens Hebe Kohlbrugge waren de kerkelijke instituten te weinig toegerust om contacten met christenen in communistische landen aan te knopen en te onderhouden. Ze leefden in de illusie dat het contact met vertegenwoordigers van de officiële kerk goed genoeg was, terwijl deze onder zware druk van de veiligheidsdiensten stonden. De dialoog tussen oost en west verloor zo zijn functie, omdat de westerse kerken het contact met critici van de regimes uit de weg gingen.

In 1972 werd Hebe Kohlbruge ontslagen, volgens haarzelf omdat ‘het ambtelijke bestuur van de hervormde synode niet snapte dat ik geen rapporten kon schrijven over mijn contacten met Charta ’77, predikanten en dissidenten, omdat je die mensen direct in gevaar zou brengen.’ (Uit: Interview Trouw). Maar ze ging door en vanuit haar huis aan de 2e Kortebaanstraat in Utrecht zette zij haar werk onverdroten voort.

Foto: vrouwensynode.nl – 5 januari 2017

Vriendschap als drijfveer

Wat dreef Hebe Kohlbrugge? Wat maakte dat ze een leven lang in verzet geweest is tegen onderdrukking, ontmenselijking, instituties, autoritaire regimes… zelfs haar leven hiervoor op het spel zette?

Bij het verkrijgen van haar eredoctoraat aan de Karelsuniversiteit in Praag zei ze hierover dat ‘de relatie met concrete personen altijd de basis heeft gevormd voor [de] strijd tegen ideologieën’. (…) ‘Vriendschap staat tegenover ismes. Ismes hebben feiten nodig, bewijzen. Het is onze opdracht om ons af te wenden van een wereld die ons vastlegt in begrippen en systemen want een absoluut systeem leidt alleen maar tot spraakverwarring’ (…). En in het interview met de Groene Amsterdammer: ‘Liefde en hoop laten zich niet vangen in instituties en idealen en al helemaal niet in een isme, maar het zijn de eeuwige hemelse krachten, die geroepen zijn tot heerschappij over alle idealen en instituties.’

Hebe Kohlbrugge geloofde hartstochtelijk in vriendschap, het persoonlijk contact, in wezenlijke ontmoeting en vertrouwen. In contact dat er naar streeft de ideologische grenzen tussen mensen te overwinnen. Zij was ervan overtuigd dat vriendschap voortkomt uit een verborgen woord van God dat aanzet tot contact en  de basis kan zijn voor verandering, een daad van genade.

De filosoof Bertrand Russell heeft eens betoogd dat de beste weg tot het menselijk geluk is om niet aan zichzelf maar aan anderen en aan de wereld te denken. Hebe Kohlbrugge was de verpersoonlijking van deze opvatting.

Waarom ik?

Aan erkenning heeft het Hebe Kohlbrugge bij leven nooit ontbroken. In haar autobiografie schrijft ze: ‘Herhaaldelijk heb ik erkenning gekregen voor hetgeen ik heb gedaan – soms was dat in schrille tegenstelling met wat anderen onthouden werd.’ Deze uitspraak typeert haar houding tot haar werk. Ze voelde zich vaak genegeerd voor alle onderscheidingen die ze bij haar leven heeft ontvangen. Het waren vaak anderen die haar ertoe moeten aanzetten deze ook daadwerkelijk te aanvaarden. Zelfs voor haar eredoctoraat in Praag, dat ze toch zag als haar grootste onderscheiding ‘…omdat het in elk opzicht een dank was van het Oosten’… heeft haar zus haar moeten dwingen tot aanvaarding. ’Waarom ik? Ik had mijn werk met vreugde en liefde gedaan, daar hoorde geen eerbetoon bij’, schrijft ze in haar autobiografie.

Hebe Kohlbrugge ontving de Bronzen Leeuw, de Amerikaanse Medal of Freedom, de Duitse prijs van de stichting Freiherr Vom Stein, eredoctoraten in Praag en Cluj, en de Václav Benda Award.

Op 17 december 2016 overleed Hebe Kohlbrugge rustig in haar slaap. Ze was 102 jaar oud.

Geraadpleegde bronnen:

‘Hebe Kohlbrugge, verzetsvrouw van 102’ in de Groene Amsterdammer (3 mei 2016, door Frank Mulder)

‘Ik verzet mij tegen veel, vaak terecht’ – Interview uit 2014 in Trouw (publicatie 13 december 2016, door Marijke Laurense)

Hebe Kohlbrugge, Twee maal twee is vijf, Getuige in Oost en West (Kok Kampen, 2002) – autobiografie

EO-Programma De Kist, 30 januari 2015

Blog Wim Berkelaar, 19 december 2016

Oeucume.nl, 18 december 2016, Geert van Dartel

Gebed bij de uitvaart van Hebe Kohlbrugge

God van Abraham, Izaäk en Jacob, God van Jezus,
nu wij afscheid moeten nemen van onze zuster Hebe Kohlbrugge willen wij U
vóór alles danken
voor uw waarheid,
aan het licht gebracht in Jezus, uw Zoon, de Gezalfde van Israël.
Wij danken U
voor zijn woord,
dat ons wil bevrijden van menselijke machten en systemen en dat ons roept
in zijn waarheid te wandelen
en te doen
wat er gedaan moet worden.
Wij danken U
voor het leven van
Hebe Charlotte Kohlbrugge,
voor haar nimmer aflatende poging om in de waarheid te leven
en zich in te zetten
voor wie monddood zijn gemaakt, toen – en nog steeds,
waar dan ook.
Wij danken U
voor wat zij betekend heeft voor haar vrienden,
voor haar studenten,
voor de kerk, hier, in ons land, en voor de kerken
in Duitsland
in Tsjechië en Slowakije,
in Hongarije,
in Kroatie,
in Roemenie,
in Polen.
Wij danken U
voor wat zij ons heeft nagelaten aan vriendschap, aan kritische betrokkenheid,
aan geloofsinzichten.
En wij bidden
dat wij betrouwbare en dankbare erfgenamen zullen zijn
van wat zij ons heeft overgeleverd en dat zij tot ons zal blijven spreken, ook nu zij gestorven is.
Wij danken U
voor de liefde en de zorg
die zij de laatste jaren
van zovelen heeft ondervonden
– buren, vrienden, familieleden – waardoor zij thuis kon blijven wonen, en wij bidden dat
haar gedachtenis hen zal inspireren om in haar spoor verder te gaan…’